Bassevelde
In 1830 wordt Tobias Verschraegen, onderpastoor van de St.-Walburgaparochie te Oudenaarde, benoemd tot pastoor te Bassevelde. Hij wordt er geconfronteerd met vele vormen van armoede onder de bevolking. Dit doet hem de droom koesteren om, zoals in Oudenaarde, een hospitaal te beginnen. Bovendien heeft hij van dichtbij de spanningen meegemaakt tussen de zusters van het O.-L.-Vrouwehospitaal en de burgerlijke overheid van de stad. Deze twee redenen zetten hem ertoe aan om, samen met de toenmalige priorin Torné, plannen maken om in Bassevelde een tweede gemeenschap te beginnen.
In februari 1843 lijkt de realisatie dichtbij. Pastoor Verschraegen ziet de kans om, met de steun van het gemeentebestuur van Bassevelde, een kasteel aan te kopen. Mevrouw Torné van haar kant probeert van de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen van Oudenaarde de toelating te verkrijgen om één van haar zusters naar Bassevelde te sturen.
Op 16 februari 1843 vertrekt dame Thérèse (Eugenie Van Acker) als eerste zuster uit Oudenaarde, gevolgd door dame Augustine (Maria Goole), een zuster die door de Commissie niet erkend was. In een brief aan de bisschop, gedateerd op 26 december 1843, verwoordt mevrouw Torné de doelstelling van het huis als volgt:
"Het doel is: zieken te aanvaarden, gebrekkigen en personen die zich in een toestand bevinden niet te kunnen bestaan; een gratis school voor arme meisjes, waar zij onderricht worden in de gebeden, de catechismus en allerlei vormen van handwerk, zoals kantwerk, naad en alles wat breiwerk betreft."
Op 7 februari 1844 start de armenschool met 52 kinderen. Ook enkele armen en gebrekkigen worden opgenomen. De meeste kunnen door handenarbeid meehelpen in huis of werken in de hovingen. In ruil hiervoor krijgen ze huisvesting, verwarming, voeding en kleding. In de lente van 1845 wordt, op verzoek van de plaatselijke bevolking, begonnen met een te betalen Franse school.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.