Aan het einde van de 11de eeuw begint in Cîteaux – een onbeduidend plaatsje, amper te vinden op de landkaart van Frankrijk – een spirituele beweging die een grote uitstraling kent in de 12de en de 13de eeuw in Frankrijk, Vlaanderen, Duitsland, Engeland en Ierland. In het midden van de 12de eeuw zijn er reeds meer dan 350 abdijen, samen gaat het om enkele duizenden ‘witte’ monniken. Wat is hun levensgeheim ? Hoe is hun grote aantrekkingskracht te verklaren ?
Een tijd van verandering
De tijd waarin het ‘experiment' van Cîteaux het levenslicht ziet is een tijd van verandering op velerlei gebied.
De levensomstandigheden van de gewone bevolking verbeteren. Nieuwe landbouwmethodes zorgen voor een hoger rendement. Er is minder hongersnood, wat een snelle bevolkingsgroei mogelijk maakt. De opkomende handel doet de steden ontstaan, met handelaars en nieuwe rijken. Er komt aandacht voor de arme en zieke medemens, dank zij het ontstaan van hospitalen, armenhuizen en leprozerieën
De roep om vrede weerklinkt in heel de samenleving. Gedurende vele decennia had de militaire bovenlaag van ridders met hun onderlinge strijd om macht en grondgebied het leven onveilig gemaakt. In de loop van de 11de eeuw heeft een algemene verzachting van het levensklimaat plaats. Er groeit een nieuw gevoel van samenhorigheid. Er komt meer aandacht voor de menselijke persoon, voor zijn innerlijke rijkdom aan gevoelens en zijn zoektocht naar een beter verstaan van zichzelf.
Interne hervormingen geven aan de Kerk een grotere onafhankelijkheid ten aanzien van de wereldlijke machthebbers. In zowat alle lagen van de bevolking groeit een verlangen naar een innerlijke, spirituele vernieuwing.
Bij het verlangen naar innerlijke vernieuwing gaat een aantrekkingskracht uit van de aardse Jezus. Het contact met het heilig land en de heilige plaatsen heeft een gevoeligheid voor de ‘mens' Jezus doen ontstaan. Men stelde zich voor dat Hij arm geleefd had en daarin wilde men Hem navolgen. Zoals Willem van Sint-Thierry schrijft in zijn Gulden Brief :
Hij die ons de raad van de vrijwillige armoede gaf, heeft zich verwaardigd in eigen persoon de gestalte van die armoede te tonen. (Gulden Brief, 160)
Aan het einde van de 11de eeuw is het monastieke leven eveneens in volle beweging. Spontaan vormen zich kleine groepen die, zoals de kluizenaars, kiezen voor een leven in afzondering, in gebed en ascese. Zij noemen zich de ‘armen van Christus' en vinden inspiratie bij de eerste christengemeenschappen, beschreven in de Handelingen. Vele van deze kluizenaarskloostertjes gaan maar één generatie mee of gaan op in een grotere hervorming. Andere houden stand, zoals la Grande Chartreuse, bij Grenoble, in 1084 gesticht door de heilige Bruno.
Het ontstaan van Cîteaux situeert zich in die beweging van monastieke vernieuwing die het verlangen naar een vernieuwing van het christelijk leven in heel de Kerk ondersteunt én versterkt.
Eén van de Godzoekers in het midden van de 11de eeuw in Frankrijk is Robertus van Molesme. In 1075 sticht hij met enkele metgezellen-kluizenaars de abdij van Molesme, een benedictijnergemeenschap. Zij willen trouw de regel van Benedictus navolgen, ontdaan van de wijzigingen, verzachtingen of uitbreidingen die deze in de loop van de tijd gekregen had. In 1090 verlaat Robertus Molesme en trekt zich met enkele medebroeders terug in de eenzaamheid. Zij vragen aan de plaatselijke bisschop de toelating om een nieuwe communiteit te beginnen. Hun gemeenschappelijk ideaal is : Jezus navolgen doorheen een leven in eenzaamheid en armoede, een leven in gemeenschap, geordend rond het meermaals bidden van de psalmen per dag; een leven met handenarbeid. Robertus en zijn metgezellen krijgen de toelating en keren terug naar Molesme. Zij bespreken meermaals met de medebroeders hun verlangen om zich terug te trekken in de eenzaamheid. Op 21 maart 1098 verlaten 21 monniken met Robertus de abdij van Molesme en trekken naar een eenzame plaats, gelegen in Cîteaux. Zij stichten er het ‘Novum Monasterium', het nieuwe klooster. Robertus is op dat ogenblik 70 jaar : de innerlijke zoektocht die bij zoveel van zijn tijdgenoten leeft en vooral bij de jongere generaties, beleeft hij zelf, samen met zijn medebroeders.
Na één jaar wordt Robertus verplicht om naar Molesme terug te keren. De monniken kiezen Albericus tot nieuwe abt van Cîteaux. Aanvankelijk is het leven in Cîteaux zeer streng en armzalig. De monniken besteden veel tijd aan de handenarbeid en voorzien op die wijze in hun levensonderhoud. Zij komen verschillende keren per dag samen om de psalmen te bidden. Het leven in gemeenschap en de onderlinge verbondenheid zijn vanaf het begin een duidelijk accent. Zij ruilen de zwarte kovels en pijen van de Benedictijnen voor ongeverfde habijten en zijn bijgevolg in het wit gekleed. Het is de grote verdienste van Albericus dat hij voor zijn jonge communiteit in Cîteaux steun zoekt bij de paus, zodat zij beschermd zijn tegen de groten van die tijd. Er is evenwel een groot verdriet : niemand komt hen vervoegen. De strengheid van leven in Cîteaux schrikt de mogelijke kandidaten af.
In 1108 kiezen de monniken Stefanus tot nieuwe abt. De versterking van de communiteit wordt zijn grote opdracht. Dit gebeurt : in 1113 wordt een eerste dochterabdij van Cîteaux gesticht - la Ferté. In hetzelfde jaar treedt Bernardus van Clairvaux in, vergezeld van 30 familieleden en vrienden. Nu het aantal cisterciënzergemeenschappen toeneemt, is het de bekommernis van abt Stefanus dat de eenheid onder de verschillende communiteiten bewaard wordt en dat zij trouw blijven aan het monastieke ideaal van het begin. De Charta Caritatis geeft richtlijnen om de ‘eenheid in liefde' onder elkaar te versterken. Eén ervan is de beslissing om elk jaar de abten bijeen te brengen in het Generaal kapittel te Cîteaux, waar zowel de materiële leefomstandigheden als het spirituele leven van de gemeenschappen besproken worden.
Er moet een sterke bezieling uitgegaan zijn van de gemeenschap van Cîteaux en dit ondanks de strenge levenswijze die de monniken er op na hielden. Eén van de verklaringen ligt in de wijze waarop zij de binnenkant van hun monastiek leven weten te expliciteren. Zij kiezen voor een duidelijk levensproject : Jezus volgen zoals de regel van Benedictus het voorhoudt, doorheen een leven van eenvoud en nederigheid, in gemeenschap en in gebed, met nadruk op armoede en handenarbeid. Een tweede verklaring ligt in de aansluiting die zij vinden bij de innerlijke zoektocht van vele mensen in hun tijd. Cîteaux weet het groeiend zelfbewustzijn en het affectief ontwaken van de westerse mens te integreren en te verdiepen. Wie intreedt vindt een levenskader en een levenswijze die het mogelijk maakt God te zoeken en elkaar als broeders lief te hebben met alle gevoelens die het menselijk hart bewonen. Deze ‘ervaring' schept verbondenheid - innige verbondenheid - een "eenheid in liefde door de band van de vrede" (Efes. 4, 3).
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.