Nergens in het evangelie wordt de verrijzenis van Jezus beschreven. Wat er zich in de paasnacht heeft afgespeeld, lezen we niet in de Bijbelteksten. Dat is vreemd, want na eeuwen van christelijke kunst hebben we wel een aantal voorstellingen in onze collectieve verbeelding. Kijk naar zoveel schilderijen in kerken en musea. Er lijkt geen twijfel mogelijk: in de tuin van Jozef van Arimathea is het graf geopend, Jezus is duidelijk geïdentificeerd door zijn kruiswonden aan handen en voeten en in zijn zijde. Desondanks staat Hij fier rechtop, vaak met een vaandel in de hand; zijn gelaat schittert uit alle macht en soms wordt zijn lichaam al enige meters boven het graf afgebeeld in een sierlijke beweging op weg naar de hemel…
Wat opvalt in vergelijking met deze schilderijen is de spaarzaamheid van de evangelisten in hun relaas.
Ze schrijven alleen over enkele vrouwen, die het lichaam van de dode Jezus willen zalven. Ze zitten in zak en as. Eens had Jezus hen hoop en waardigheid gegeven, maar dit alles lijkt hun nu voltooid verleden tijd. Dat zijn kruis niet het einde is, begint hen pas te dagen wanneer een engel hun de paasboodschap brengt. Ook zij krijgen daarover geen enkel detail te horen. Ze vernemen alleen een bijna ongelooflijk wonder: jawel, Jezus is in een graf gelegd, maar zelfs het duister van de dood kan Gods licht niet doven. Jezus is opgewekt en volgens het credo dat we op zondag belijden, “is Hij neergedaald ter helle”.
Voor velen van ons klinkt dit bijzonder vreemd en achterhaald: “een nederdaling ter helle”. Maar onschuldige burgers in Gaza of Oekraïne en slachtoffers van misbruik twijfelen niet of er een hel bestaat. Ze maken die dagelijks mee. Echter, de kern van het evangelie is dat Christus midden in die afgrond van pijn en smart aanwezig komt. Hij brengt er Gods liefde, “die nooit vergaat” zoals Paulus in het Hooglied van de liefde schrijft (1Kor 13,8).
Dit is het geheim van Pasen: Christus redt ons niet uit de dood. Hij redt ons veeleer ín de dood.
lees verder onder de afbeelding